Handvest
VINEX-locaties
1)
De kwaliteit van VINEX-locaties kan beter
Partijen zijn van mening dat de omstandigheden sinds het afsluiten
van de VINEX-convenanten sneller zijn veranderd dan voorzien. Zo
zijn de economische vooruitzichten verbeterd, is het aantal
tweeverdieners toegenomen en is het kwantitatieve tekort van
woningen sneller afgenomen dan verwacht. Hierdoor is de
kwaliteitsvraag bij veel burgers gegroeid. Daarop wordt bij de
huidige VINEX-woningbouwprogramma’s (met name in gespannen
woningmarkten) te weinig ingespeeld. Met het oog op de toegenomen
kwaliteitsvraag achten partijen vooral verbeteringen mogelijk en
nodig bij het vergroten van de zeggenschap en keuzevrijheid van de
burger, de differentiatie in en tussen de VINEX-locaties, de
afstemming van de differentiatie op de nieuwbouwlocaties met het
woningbouwprogramma in de bestaande stad, de ontsluiting van
VINEX-locaties en de samenwerking tussen partijen, zowel op rijks-
als op lokaal niveau.
2)
Kwaliteitsverbetering vergt gezamenlijke aanpak
Partijen zien het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid om te
komen tot een hogere toekomstwaarde van de VINEX-locaties. Daarbij
gaat het zowel om het niveau van de totale locatie, de woonomgeving
als ook de woningen zelf. Betrokken partijen zetten zich actief in
om deze ambitie te realiseren, waarbij rekening wordt gehouden met
de recente prognoses wat betreft de kwalitatieve woningvraag en met
het principe van de ongedeelde stad.
Voor de korte termijn (tot 2005) gaat het in dit handvest vooral om
inspanningsverplichtingen (vanwege beperktere
aanpassingsmogelijkheden van de bestaande VINEX-afspraken) van de
betrokken partijen die in het bijzonder voor de langere termijn
(2005-2010) kunnen leiden tot het vaststellen van nadere afspraken
om de kwaliteit van VINEX-locaties te verhogen. Inzichten
hieromtrent worden ingebracht bij de gesprekken Verstedelijking 2010
die in de periode april - oktober worden gehouden. VROM houdt, als
coördinerend ministerie voor de voortgang in de
verstedelijkingsafspraken, bij de (her)ijking van de
uitvoeringsafspraken tot 2010 (VINEX en VINAC) nadrukkelijk rekening
met de resultaten van deze gesprekken, waarbij de bestaande
afspraken een belangrijk referentiekader vormen. De staatssecretaris
van VROM is in het kader van deze gesprekken bereid de consequenties
van nieuwe afspraken over kwaliteit voor de huidige afspraken over
de woningbouwaantallen nader te bezien.
3)
Gezamenlijk werken aan tijdig en goed bereikbare VINEX-locaties
Een goede ontsluiting van VINEX-locaties is van groot belang
voor de kwaliteit van deze locaties. Partijen streven ernaar dat de
locaties zo spoedig mogelijk na de oplevering van de eerste woningen
ontsloten worden. Bijzondere aandacht daarbij heeft het openbaar
vervoer vanuit de achtergrond dat een modal split lastig te beïnvloeden
is indien men al gewend is om van de auto gebruik te maken. De
ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM komen de toezeggingen
in de uitvoeringsafspraken tot 2010 na. Betrokkenen zullen zich er
voor inzetten om de OV-ontsluiting eerder te realiseren dan volgens
de huidige afspraken is voorzien. Hier ligt een belangrijke taak
voor de rijksoverheid (VenW en VROM) in samenwerking met gemeenten
en marktpartijen. Naast het rijk zullen dan ook andere partijen een
bijdrage leveren.Tevens zal nader worden geïnventariseerd waar zich
problemen met wegontsluiting voordoen en zal worden bezien welke
mogelijke oplossingen daarvoor zijn. Het rijk is bereid tezamen met
betrokken partijen hiervoor de mogelijkheden te verkennen.
4)
Blijven werken aan een ongedeelde stad
Ook bij een kwaliteitsslag op VINEX-locaties zal het
uitgangspunt van de ongedeelde stad overeind blijven. In de
VINEX-uitvoeringsconvenanten is vanuit de gedachte van de ongedeelde
stad voor de uitleglocaties een norm van minimaal 70% marktwoningen
geformuleerd. In de praktijk wordt veelal uitgegaan van 30% sociale
woningbouw. Welk type woningen in welke categorie op welke plek
gebouwd worden, is afhankelijk van de regionale woningmarkt
gebaseerd op kwalitatieve vraagoverschotten en -tekorten. Het
percentage te bouwen sociale huurwoningen wordt daarmee
regiospecifiek. Bij de analyses van vraag en aanbod zullen de
transformatieopgaven en -mogelijkheden in bestaand stedelijk gebied
nadrukkelijk worden betrokken. De partijen streven ernaar op
VINEX-locaties de veelzijdigheid van de bevolking tot uitdrukking te
laten komen. Ook minder draagkrachtige burgers, jongeren of
zorgbehoevende ouderen zullen in de nieuw te ontwikkelen woonmilieus
een plek moeten kunnen vinden.
Het aantal sociale huurwoningen op
VINEX-locaties zal in relatie staan met de bestaande voorraad en met
de inspanningen die daar plaats zullen vinden in het kader van de
stedelijke vernieuwing. Ook bij (sociale) huurwoningen staat
kwaliteit voorop. Marktpartijen kunnen worden ingeschakeld om onder
randvoorwaarden sociale huurwoningen te ontwikkelen en te beheren.
5)
Grotere differentiatie en meer woonkwaliteit
Door de gestegen koopkracht is aan de bovenkant van de
woningmarkt een kwantitatief tekort ontstaan, dat bij ongewijzigde
programmering de komende jaren zal groeien. In de bestaande
VINEX-programma’s wordt thans op veel plaatsen onvoldoende
tegemoet gekomen aan de gestegen kwaliteitsvraag. Dat geldt zowel
voor de gewenste woonmilieus (centrum stedelijk en groen stedelijk
wonen) als de gewenste woningen. Gemeenten en marktpartijen zijn
bereid om op basis van de regionale analyse van vraag en aanbod,
samen de programmering op de gestegen kwaliteitsvraag af te stemmen.
Uitgangspunt is dat woningen met grotere toekomstwaarde worden
gebouwd: grotere woningen, met bredere beukmaten en grotere
flexibiliteit.
Binnen woningmarktgebieden zullen
consumenten meer keuzemogelijkheden krijgen. De differentiatie in
woningtypen, -grootte, plattegrond, prijsklassen en dichtheden wordt
derhalve vergroot. Partijen zullen hiervoor in de opzet van hun
plannen ruimte bieden.
6) Meer
keuzevrijheid door consumentgericht ontwikkelen
Ook op woningniveau krijgen consumenten grotere
keuzevrijheid, wat betreft woningtype, indeling (meer flexibiliteit)
maar ook wat betreft de schil. Waar mogelijk moeten raamindelingen,
dakvorm, aan- en uitbouwen, mits passend binnen tussen gemeente en
marktpartijen overeengekomen beeldkwaliteitsplan, aangebracht en
aangepast kunnen worden. Op deze wijze wordt de individuele
consument opdrachtgever voor zijn individuele, op maat geproduceerde
woning, en krijgt hij meer keuzevrijheid binnen de kostenefficiënte
systematiek van marktpartijen. Dit geldt niet alleen voor de
individuele consument maar ook voor groepen bewoners.
De partijen spannen zich in de burgers ook beter op de hoogte te
stellen van en te betrekken bij hetgeen op het gebied van wonen,
woningen en woonvormen tot de mogelijkheden behoort.
Gemeenten zullen meer ruimte bieden
in de stedenbouwkundige opzet en binnen het beeldkwaliteitsplan.
Marktpartijen zullen hun producten aanpassen en consumenten
daadwerkelijk deze keuzevrijheid bieden. Marktpartijen zullen in hun
gehele klantenmanagement zoveel mogelijk tegemoet komen aan
individuele wensen van consumenten. Dat betekent veel ruimte voor
meer- en minderwerk, beantwoordend aan de grote verscheidenheid van
doelgroepen. Ook zullen marktpartijen de begeleiding van de kopers
en huurders verbeteren, ook na de koop/verhuur en oplevering.
Door het vergroten van de differentiatie, het toevoegen van
woonkwaliteit en consumentgericht ontwikkelen kan voor een
belangrijk deel voldaan worden aan de sterk gestegen kwaliteitsvraag
en de vraag naar keuzevrijheid.
7) Meer
aanbod van vrije kavels
Er is sprake van een aanzienlijke vraag naar particulier
opdrachtgeverschap. Met particulier opdrachtgeverschap wordt hier
bedoeld een burger (of groep burgers) die zelf de beschikking
heeft/krijgt over de grond en zelf kan bepalen met wie hij de
bestemming wil realiseren. In dit verband kan ook worden gesproken
van vrije kavels. Partijen zijn bereid zich actief op te stellen bij
het vergroten van het aanbod aan vrije kavels. Daarbij wordt er
rekening mee gehouden dat de vraag naar vrije kavels divers is. Deze
doet zich voor op collectief en individueel niveau, in bestaand
stedelijk gebied en uitleglocaties en in meerdere prijssegmenten.
Ook is de vraag regionaal gedifferentieerd. De vraag naar vrije
kavels wordt beïnvloed door de wijze waarop overheden en
marktpartijen in staat zijn om door middel van meer woonkwaliteit en
consumentgericht ontwikkelen tegemoet te komen aan de gestegen
kwaliteitsvraag. De manier waarop hieraan tegemoet wordt gekomen
wordt beïnvloed door de lokale grondexploitatie en de
stedenbouwkundige plannen.
8)
Consumentenrecht wordt versterkt
Partijen zijn van mening dat het consumentenrecht moet worden
versterkt. In dat opzicht is het wenselijk dat de Tweede Kamer het
wetsontwerp "Consumentenkoop van onroerende zaken en aanneming
van werk" (23095) zo spoedig mogelijk in behandeling neemt.
Belangrijke onderdelen in het wetsontwerp zijn de drie dagen
bedenktijd bij aankoop van een woning en het inhoudingsrecht,
waarbij een gedeelte van de laatste betalingstermijn pas wordt
betaald indien bij oplevering van de woning geen gebreken zijn
geconstateerd.
Verdere verbeteringen in de positie van de consument zijn hiernaast
mogelijk en wenselijk. Partijen zullen hiervoor gezamenlijke
voorstellen ontwikkelen.
9) Het
grondprijsbeleid zal kwaliteit stimuleren
Partijen erkennen dat het grondprijsbeleid een belangrijke
functie vervult voor het realiseren van een goede kwaliteit van
onder meer de openbare ruimte en betaalbare woningen. De bij veel
gemeenten gehanteerde grondprijssystematiek van grondquotes kan
echter ook een belemmering bij het realiseren van een hogere
woningkwaliteit in duurdere segmenten betekenen. Dat is het geval
wanneer extra kwaliteit onevenredig zwaar belast wordt door een
exponentieel oplopende grondprijs. Onderzocht wordt hoe het
grondprijsbeleid kan worden aangepast, zodat mogelijke blokkades in
de grondkostensystematiek, die remmend zouden kunnen werken voor
extra kwaliteit op maat, worden weggenomen.
10) Meer
aandacht voor voorzieningen
Partijen streven ernaar scholen, winkels, welzijn,
gezondheidszorg, sport, recreatieve en jeugdvoorzieningen (waaronder
kinderopvang) eerder dan nu gebruikelijk is op VINEX-locaties te
realiseren. Hier ligt een regietaak voor de gemeenten, maar ook
marktpartijen kunnen in de ontwikkeling een stimulerende rol
vervullen. Op verschillende locaties worden bijvoorbeeld al
schoolwoningen gebouwd, die na verloop van tijd weer omgebouwd
kunnen worden naar reguliere woningen. Ook bij andere voorzieningen
kan bij de ontwikkeling al rekening gehouden worden met
functieverandering. Het rijk zal in dezen een actieve en coördinerende
rol vervullen.
11) VINEX
groener en duurzamer
Meer dan nu het geval is wordt bij de ontwikkeling van de nieuwe
VINEX-uitleglocaties in planologische, financiële en
programmatische zin aandacht besteed aan regionaal groen, waarbij er
meer aandacht is voor duurzame stedenbouw en verweving van rode en
groene functies. Hier ligt in eerste instantie een taak voor
gemeenten, maar daarnaast ook voor het rijk, provincies (regio’s)
en marktpartijen.
Daarnaast kan geconstateerd worden dat bovenregionale groengebieden
(de groene verbindingen) een dusdanig lange voorbereidings- en
uitvoeringstijd hebben dat de projecten pas na de VINEX-periode (tot
2005) gereed zullen zijn. Ook de financiële basis is nog lang niet
overal op orde.
De partijen zullen daarom actief bezien welke mogelijkheden er zijn
verbeteringen in regionaal en bovenregionaal groen aan te brengen.
In dat verband is van belang dat het rijk, conform de afspraken, in
de periode 2005 – 2010 zal bijdragen aan knelpunten in regionaal
groen in regio’s met een bouwopgave van minimaal 7.000 woningen.
Daarnaast zet VROM in op ontschotting van diverse regelingen voor
groen in en rond stedelijke gebieden. Een en ander biedt de basis
voor een gezamenlijke aanpak, gericht op een tijdige aanleg van
regionaal groen.
12)
Stedenbouw biedt mogelijkheden voor diversiteit
Daar waar nodig zal de stedenbouwkundige opzet verruimd worden
ten gunste van grotere (bredere) woningen, meer groen en een ruimere
parkeernorm. Bij een ruimere stedenbouwkundige opzet is ook een
betere inpassing van het parkeren mogelijk. De vormgeving,
inrichting en functionaliteit van de openbare ruimte zal daarbij een
leidende positie dienen te krijgen. Ook zal bij de stedenbouwkundige
ontwerpen waar mogelijk en gewenst rekening worden gehouden met de
reeds aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische en
stedenbouwkundige elementen en kenmerken. Deze worden als dragers
benut voor het verkrijgen van een rijker aanbod van woningtypologieën
en woonmilieus.
Daarbij kan de differentiatie van VINEX-locaties worden vergroot;
door op locaties te verdunnen en te verdichten (bij voorbeeld rond
openbaar vervoerpunten) en niet rigide uit te gaan van een
gemiddelde van 30-33 woningen per hectare; door meer differentiatie
aan te brengen in woningtypologieën; door meer functiemenging op
locatie- en buurtniveau. De wensen van de burger zijn daarbij
aanjager.
Daarbij onderschrijven partijen het belang van voldoende
flexibiliteit, diversiteit en duurzaamheid in stedenbouwkundige
plannen. Meer flexibiliteit is bedoeld om in te kunnen spelen op
zich wijzigende omstandigheden of om in een later stadium elementen
in plannen toe te kunnen voegen.
De partijen streven ernaar het middel van experiment met
architectuur en innovatieve woon/(werk)vormen ruimte te geven.
Nieuwe mogelijkheden zullen worden onderzocht, voor een breed
publiek tentoongesteld en in het openbaar besproken.
Was getekend:
De
Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer (VROM) als coördinerend bewindspersoon voor de
uitvoering van de verstedelijking VINEX,
J.W. Remkes
De Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG),
mr. P.G.A. Noordanus
De Vereniging
van Nederlandse Projektontwikkeling Maatschappijen (NEPROM),
drs. G.H. Hoefsloot
Aedes
vereniging van woningcorporaties,
mr. W.D. van Leeuwen
De Nederlandse
Vereniging van Bouwondernemers en Ontwikkelaars (NVB),
drs. N. Rietdijk
Het Algemeen
Verbond Bouwbedrijf (avbb),
ing. J.A. Holleman
De
‘vereniging eigen huis’ (veh),
drs. H.J. van Herwijnen
|